afwast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·wast

Werkwoord

vervoeging van
afwassen

afwast

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afwassen
    • ... dat jij afwast. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afwassen
    • ... dat hij afwast.