afrekenden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afrekenden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·re·ken·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afrekenen |
afrekenden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afrekenen
- ...dat wij afrekenden.
- ...dat jullie afrekenden.
- ...dat zij afrekenden.
- ...dat wij afrekenden.