afmaait

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·maait

Werkwoord

vervoeging van
afmaaien

afmaait

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmaaien
    • ... dat jij afmaait. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmaaien
    • ... dat hij afmaait. 

Gangbaarheid