afluisterden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·luis·ter·den

Werkwoord

vervoeging van
afluisteren

afluisterden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afluisteren
    • ...dat wij afluisterden. 
    • ...dat jullie afluisterden. 
    • ...dat zij afluisterden.