afleverden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·le·ver·den

Werkwoord

vervoeging van
afleveren

afleverden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afleveren
    • ...dat wij afleverden. 
    • ...dat jullie afleverden. 
    • ...dat zij afleverden.