afjakkert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·jak·kert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afjakkeren |
afjakkert
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afjakkeren
- ... dat jij afjakkert.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afjakkeren
- ... dat hij afjakkert.
Gangbaarheid
- Het woord afjakkert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.