afficheert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·fi·cheert

Werkwoord

vervoeging van
afficheren

afficheert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afficheren
    • Jij afficheert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afficheren
    • Hij afficheert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afficheren
    • Afficheert!