adresseerde
Uiterlijk
- Geluid: adresseerde (hulp, bestand)
- adres·seer·de
vervoeging van |
---|
adresseren |
adresseerde
- enkelvoud verleden tijd van adresseren
- Ik adresseerde.
- Jij adresseerde.
- Hij, zij, het adresseerde.
- Ik adresseerde.
- Het woord adresseerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.