admitteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad·mit·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
admitteren

admitteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van admitteren
    • Ik admitteerde. 
    • Jij admitteerde. 
    • Hij, zij, het admitteerde.