adieert
Uiterlijk
- adi·eert
vervoeging van |
---|
adiëren |
adieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adiëren
- Jij adieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adiëren
- Hij adieert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van adiëren
- Adieert!
- Het woord adieert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.