adieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • adi·eert

Werkwoord

vervoeging van
adiëren

adieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adiëren
    • Jij adieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adiëren
    • Hij adieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van adiëren
    • Adieert! 

Gangbaarheid