actualiseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: actualiseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ac·tu·a·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
actualiseren |
actualiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van actualiseren
- Ik actualiseer.
- gebiedende wijs van actualiseren
- Actualiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van actualiseren
- Actualiseer je?