actievoerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·tie·voer·den

Werkwoord

vervoeging van
actievoeren

actievoerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van actievoeren
    • ...dat wij actievoerden. 
    • ...dat jullie actievoerden. 
    • ...dat zij actievoerden.