acquitteert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: acquitteert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ac·quit·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
acquitteren |
acquitteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acquitteren
- Jij acquitteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acquitteren
- Hij acquitteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van acquitteren
- Acquitteert!