Naar inhoud springen

achterliep

Uit WikiWoordenboek
  • ach·ter·liep
vervoeging van
achterlopen

achterliep

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van achterlopen
    • ... dat ik achterliep. 
    • ... dat jij achterliep. 
    • ... dat hij, zij, het achterliep.