acercarse
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
acercarse |
acercaba |
acercado |
volledig |
acercarse
- a·cer·car·se
- wederkerend
- naderen, naderbij komen, dichterbij komen
- gaan naar
- nader tot elkaar komen
- [1] aproximarse