acechar

Uit WikiWoordenboek

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
acechar
acechaba
acechado
volledig

Werkwoord

acechar

Woordafbreking
  1. bespieden, bespioneren
    • En el dormitorio, sentado al borde de la cama vacía, encendió un último cigarrillo inmóvil en la penumbra, acechando el eco de la respiración ausente, entre la sábanas.  [1]
  2. belagen, besluipen
Synoniemen

Verwijzingen

  1. Arturo Pérez-Reverte, El club Dumas, 1993 (2008 uitg., ISBN 9788466320702)