accumuleerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·cu·mu·leer·den

Werkwoord

vervoeging van
accumuleren

accumuleerden

  1. meervoud verleden tijd van accumuleren
    • Wij accumuleerden. 
    • Jullie accumuleerden. 
    • Zij accumuleerden.