acclimatiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·cli·ma·ti·seert

Werkwoord

vervoeging van
acclimatiseren

acclimatiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acclimatiseren
    • Jij acclimatiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acclimatiseren
    • Hij acclimatiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van acclimatiseren
    • Acclimatiseert!