accapareer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accapareer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ac·ca·pa·reer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
accapareren |
accapareer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accapareren
- Ik accapareer.
- gebiedende wijs van accapareren
- Accapareer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accapareren
- Accapareer je?