abstrahere

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • ab·stra·he·re

Werkwoord

vervoeging van
[[/vervoeging|]]

abstrahere

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van [[]]
    • ... dat men abstrahere.