abstraheerde
Uiterlijk
- ab·stra·heer·de
vervoeging van |
---|
abstraheren |
abstraheerde
- enkelvoud verleden tijd van abstraheren
- Ik abstraheerde.
- Jij abstraheerde.
- Hij, zij, het abstraheerde.
- Ik abstraheerde.
vervoeging van |
---|
abstraheren |
abstraheerde