aanstare
Nederlands
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
- aan·sta·re
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanstaren |
aanstare
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aanstaren
- ... dat men aanstare.
vervoeging van |
---|
aanstaren |
aanstare