aansnelden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aansnelden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈansnɛldə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·snel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aansnellen |
aansnelden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aansnellen
- ...dat wij aansnelden.
- ...dat jullie aansnelden.
- ...dat zij aansnelden.
- ...dat wij aansnelden.
Gangbaarheid
- Het woord 'aansnelden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.