aanlicht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·licht
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanlichten |
aanlicht
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanlichten
- ... dat ik aanlicht.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanlichten
- ... dat jij aanlicht.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanlichten
- ... dat hij aanlicht.
Gangbaarheid
- Het woord aanlicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.