aanlicht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·licht

Werkwoord

vervoeging van
aanlichten

aanlicht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanlichten
    • ... dat ik aanlicht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanlichten
    • ... dat jij aanlicht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanlichten
    • ... dat hij aanlicht. 

Gangbaarheid