aankalk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·kalk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankalken |
aankalk
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankalken
- ... dat ik aankalk.
Gangbaarheid
- Het woord 'aankalk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.