aankaarte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·kaar·te
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankaarten |
aankaarte
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aankaarten
- ... dat men aankaarte.
vervoeging van |
---|
aankaarten |
aankaarte