aanhoest
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·hoest
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanhoesten |
aanhoest
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhoesten
- ... dat ik aanhoest.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhoesten
- ... dat jij aanhoest.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhoesten
- ... dat hij aanhoest.
Gangbaarheid
- Het woord aanhoest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.