WikiWoordenboek:Voltooide tijd: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Jcwf (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
{{werkwoordstijden-nld}}
In het moderne Nederlands worden de voltooide tijden gevormd met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord:
In het moderne Nederlands worden de voltooide tijden gevormd met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord:


Regel 4: Regel 5:
*voltooid tegenwoordige tijd: ''ik heb gesproken''
*voltooid tegenwoordige tijd: ''ik heb gesproken''


In totaal heeft het Nederlands 4 onvoltooide en 4 voltooide tijden (zie het navigatietabelletje). Het hulpwerkwoord is gewoonlijk [[hebben]], maar bij ergatieve werkwoorden en overgankelijke werkwoorden in de lijdende vorm wordt [[zijn]] gebruikt.
Een voltooide tijd geeft in het algemeen aan dat de actie uitgebeeld door het werkwoord afgesloten is.

Een voltooide tijd geeft in het algemeen aan dat de actie of the proces uitgebeeld door het werkwoord ''afgesloten'' is.


Er zijn echter ook talen waarin het werkwoord een eigen vorm krijgt zonder hulpwerkwoord. Bijvoorbeeld in het {{lat}}:
Er zijn echter ook talen waarin het werkwoord een eigen vorm krijgt zonder hulpwerkwoord. Bijvoorbeeld in het {{lat}}:
Regel 14: Regel 17:
*ic nīmon - ik neem
*ic nīmon - ik neem
*ic ginomon - ik ''heb'' genomen
*ic ginomon - ik ''heb'' genomen

In sommige talen drukt men het al of niet voltooid zijn van een handeling niet uit met een werkwoordstijd, maar met een aspect. Dat is bijvoorbeeld zo in het Russisch. Daar bestaan gewoonlijk twee werkwoorden naast elkaar, waarvan de een een onvoltooid en een ander een voltooid aspect aanduidt. Tijden en aspecten dekken wel dezelfde lading, maar niet helemaal op dezelfde manier, waardoor letterlijk vertalen vaak lastig is.


[[Categorie:WikiWoordenboek:Grammatica|Voltooide tijd]]
[[Categorie:WikiWoordenboek:Grammatica|Voltooide tijd]]

Huidige versie van 31 mei 2014 om 06:10

toekomend
onvoltooid tegenwoordig o.t.t. o.t.t.t.
verleden o.v.t. o.v.t.t.
voltooid tegenwoordig v.t.t. v.t.t.t.
verleden v.v.t. v.v.t.t.

In het moderne Nederlands worden de voltooide tijden gevormd met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord:

  • onvoltooid tegenwoordige tijd: ik spreek
  • voltooid tegenwoordige tijd: ik heb gesproken

In totaal heeft het Nederlands 4 onvoltooide en 4 voltooide tijden (zie het navigatietabelletje). Het hulpwerkwoord is gewoonlijk hebben, maar bij ergatieve werkwoorden en overgankelijke werkwoorden in de lijdende vorm wordt zijn gebruikt.

Een voltooide tijd geeft in het algemeen aan dat de actie of the proces uitgebeeld door het werkwoord afgesloten is.

Er zijn echter ook talen waarin het werkwoord een eigen vorm krijgt zonder hulpwerkwoord. Bijvoorbeeld in het Latijn:

  • praesens: facio - ik doe
  • perfectum: feci - ik heb gedaan

Ook in de oudste fase van onze taal, het Oudnederlands, werd aanvankelijk geen hulpwerkwoord gebruikt. Het voorvoegsel gi- (later ge-) gaf aan dat het om een voltooide tijd ging, al dan niet gepaard met een ablaut (klinkerwisseling).

  • ic nīmon - ik neem
  • ic ginomon - ik heb genomen

In sommige talen drukt men het al of niet voltooid zijn van een handeling niet uit met een werkwoordstijd, maar met een aspect. Dat is bijvoorbeeld zo in het Russisch. Daar bestaan gewoonlijk twee werkwoorden naast elkaar, waarvan de een een onvoltooid en een ander een voltooid aspect aanduidt. Tijden en aspecten dekken wel dezelfde lading, maar niet helemaal op dezelfde manier, waardoor letterlijk vertalen vaak lastig is.