Kasdeeër

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Kas·dee·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Kasdeeër Kasdeeërs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Kasdeeërv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) bewoner van het zuidwesten van Mesopotamië, met name van Babel-2; in Tanach (2007): Kasdiemer (71×: Gen. 11:28 +, 2 Kon. 24:2 +, Jes. 13:19 +, Jer. 21:4 +, Ez. 1:3 +, Hab. 1:6, Job 1:17, Dan. 1:4 +, Neh. 9:7, 2 Kron. 36:17)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) (uit Babel-2 afkomstige) waarzegger of astroloog; in Tanach (2007): Kasdiemer (9×: Dan. 2:2 +)
Verwante begrippen
  • Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Chaldeeër

Gangbaarheid

Verwijzingen