Gebruiker:Wittekopadelaar

Uit WikiWoordenboek

Ik zeg, daten: ik date, jij date, hij date, we daten, jullie daten, zij daten; want net als bijten: ik bijt, jij bijt, hij bijt, we bijten, jullie bijten, zij bijten, zegt men toch, weten: ik weet, jij weet, hij weet; we weten, jullie weten, zij weten - en gelijkluidend, eten: ik eet, jij eet, hij eet; we eten, jullie eten, zij eten; ook (ver-)slijten: ik (ver-)slijt, jij/hij (ver-)slijt, we/jullie/zij (ver-)slijten; en verder (ver-)wijten: ik (ver-)wijt, jij/hij (ver-)wijt, we/jullie/zij (ver-)wijten;

Zeg dus liever: ik date, jij date, hij date, we daten, jullie daten, zij daten; dit is analoog aan normaal taalgebruik.