Engelse cockerspaniëls

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • En·gel·se coc·ker·spa·niëls, En·gel·se coc·ker·spa·ni·els
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de Engelse cockerspaniëlsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord Engelse cockerspaniël
     “Via vrienden had ik iemand leren kennen met een nestje Engelse cockerspaniëls”, klinkt het.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 7 februari 2024 Weblink bron
    nadb
    “Dankzij onze lezers beleefde Lieselot nog een onvergetelijke tijd met haar terminale hond, maar nu is de viervoeter overleden” (17 maart 2017) op nieuwsblad.be