zwelg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwelg

Werkwoord

vervoeging van
zwelgen

zwelg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwelgen
    • Ik zwelg. 
  2. gebiedende wijs van zwelgen
    • Zwelg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwelgen
    • Zwelg je? 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be