zippo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

zippo
Uitspraak
Woordafbreking
  • zip·po
Woordherkomst en -opbouw
  • oorspronkelijk een merknaam voor benzineaanstekers
enkelvoud meervoud
naamwoord zippo zippo's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zippom

  1. soort benzineaansteker
    • De Duitse distributeur van Zippo haalt aanstekers die bedrukt zijn met militaire logo's uit de handel. Zippo wil hiermee voorkomen dat de aanstekers worden verkocht op extremistische websites. [1] 
    • De 25-jarige F. twitterde ook regelmatig over de branden in zijn woonplaats. Zo 'retweette' hij een melding over een brand van de hulpdiensten. Ook wisselde hij tweets uit met burgemeester Pieter Smits van Oldambt, waar Winschoten onder valt. Op 14 september, vlak voor weer een winkel in vlammen opging, twitterde hij een foto van zijn 'nieuwe aanwinst': een Zippo-aansteker. [2] 
     Ik bood hem er een aan uit mijn lichtblauwe pakje Gauloises Brunes zonder filter en gaf hem vuur met mijn solid brass zippo.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tubantia 15-03-13 Zippo haalt aanstekers met militair logo uit de handel
  2. De Telegraaf RENÉ GELDER, DE 08 nov. 2012 Verdachte branden Winschoten aan het woord
  3. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 11