zeispreuk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zei·spreuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeispreuk zeispreuken
verkleinwoord zeispreukje zeispreukjes

Zelfstandig naamwoord

de zeispreukv / m

  1. een apologisch gezegde met zelfspot, vaak in de vorm van een bekend gezegde met een ironische toevoeging waarin het woord zei voorkomt
    • «"Kruis of munt" zei de non en trouwde de bankier» is een zeispreuk. 

Gangbaarheid

9 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be