zegevier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·ge·vier

Werkwoord

vervoeging van
zegevieren

zegevier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegevieren
    • Ik zegevier. 
  2. gebiedende wijs van zegevieren
    • Zegevier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegevieren
    • Zegevier je?