zegevier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ze·ge·vier
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zegevieren |
zegevier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegevieren
- Ik zegevier.
- gebiedende wijs van zegevieren
- Zegevier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegevieren
- Zegevier je?