zegepraalt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zegepraalt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ze·ge·praalt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zegepralen |
zegepraalt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegepralen
- Jij zegepraalt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegepralen
- Hij zegepraalt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zegepralen
- Zegepraalt!