zeek af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeek af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afzeiken

zeek af

  1. enkelvoud verleden tijd van afzeiken
    • Ik zeek af. 
    • Jij zeek af. 
    • Hij, zij, het zeek af. 
Verwante begrippen


Gangbaarheid