zakelijkheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- za·ke·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zakelijkheid | zakelijkheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de zakelijkheid v
- het zich gedragen zoals dat onder zakenlieden gebruikelijk is, gericht op de zaak ter hand en niet op persoonlijke interactie
- Zij handelden die netelige kwestie met grote zakelijkheid af.
Gangbaarheid
- Het woord zakelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.