woonwagenstandplaats
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- woon·wa·gen·stand·plaats
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van woonwagen en standplaats
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonwagenstandplaats | woonwagenstandplaatsen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- de standplaats van een woonwagen