wijsmaakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wijs·maakt

Werkwoord

vervoeging van
wijsmaken

wijsmaakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wijsmaken
    • ... dat jij wijsmaakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wijsmaken
    • ... dat hij wijsmaakt.