wijkbewoner
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wijkbewoner (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wijk·be·wo·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijkbewoner | wijkbewoners |
verkleinwoord | wijkbewonertje | wijkbewonertjes |
Zelfstandig naamwoord
de wijkbewoner m
- iemand die in een bepaalde wijk woonachtig is