westelijkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wes·te·lijkt

Werkwoord

vervoeging van
westelijken

westelijkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van westelijken
    • Jij westelijkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van westelijken
    • Hij westelijkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van westelijken
    • Westelijkt! 

Gangbaarheid