wenst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wenst

Werkwoord

vervoeging van
wensen

wenst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wensen
    • Jij wenst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wensen
    • Hij wenst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wensen
    • Wenst!