wemelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- we·melt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wemelen |
wemelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wemelen
- Jij wemelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wemelen
- Hij wemelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wemelen
- Wemelt!
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wemelen |
wemelt
- onpersoonlijke tegenwoordige tijd van wemelen
- Het wemelt hier van de politie en militairen.