wegkeken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·ke·ken

Werkwoord

vervoeging van
wegkijken

wegkeken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van wegkijken
    • ...dat wij wegkeken. 
    • ...dat jullie wegkeken. 
    • ...dat zij wegkeken.