weefkamer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- weef·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weefkamer | weefkamers |
verkleinwoord | weefkamertje | weefkamertjes |
Zelfstandig naamwoord
- ruimte waarin één of meer weefgetouwen staan opgesteld
- Het had niet veel gescheeld of de deur van de weefkamer in De Lebbenbrugge was enkele jaren geleden inderdaad dichtgegaan. Er viel niet meer te werken op de weefstoel uit 1687, die toe was aan grondige restauratie. [2]
- Mijn grootouders aan moederszijde woonden tot in 1930 in wat Stijn Streuvels als ‘de landsche woning, het sieraad van de Vlaamsche gewesten’, beschreven heeft: geen verdieping, lage zoldering, een keuken, een beetje slaapruimte, een weefkamer. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'weefkamer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weefkamer" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 24-07-08 Geen weefsel zonder schering en inslag
- ↑ De Standaard 11 APRIL 2015 Luc Huyse Het getto, de meltingpot en de kameleon
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be