warrelig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- war·re·lig
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van warrelen met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | warrelig | warreliger | warreligst |
verbogen | warrelige | warreligere | warreligste |
partitief | warreligs | warreligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
warrelig [1]
- verward, verstrengeld door elkaar heen bewegend
- van haar kroezig, krullend
Gangbaarheid
- Het woord warrelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "warrelig" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be