waai aan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- waai aan
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanwaaien |
waai aan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwaaien
- Ik waai aan.
- gebiedende wijs van aanwaaien
- Waai aan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwaaien
- Waai je aan?
Gangbaarheid
- Het woord waai aan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.