voorzie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·zie

Werkwoord

vervoeging van
voorzien

voorzie

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzien
    • Ik voorzie. 
  2. gebiedende wijs van voorzien
    • Voorzie! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzien
    • Voorzie je?