vomeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vo·meert

Werkwoord

vervoeging van
vomeren

vomeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vomeren
    • Jij vomeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vomeren
    • Hij vomeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vomeren
    • Vomeert!